HESTER NIJHOFF

Illustraties & Ontwerp

  • Portfolio

    • Muisje Gijs actieboek (de Banier, 2019)
    • Taalfontein (Groen Educatief, 2019)
    • Tom en Puck (Groen Ecuatief, 2019)
    • Kerstkaarten
    • Pinny (de Banier, 2018)
    • Daan en Opa (Callenbach, 2016/2017)
    • Column illustraties
  • Over mij

  • Contact

  • More

    Use tab to navigate through the menu items.
    



NIEUWE SCHEPPING

Iedereen is een schepper in het klein.
Je hebt vast wel eens iets bedacht of gemaakt, dat er nog niet was.
Het begon al in de zandbak. Wat een prachtige bergen en kastelen schiep je toen! Later bouwde je met lego steeds weer iets anders: allemaal eigen ‘scheppingen’. Of je maakte op een vel papier een kris-kras tekening, waarin je zelf een hele wereld zag. ‘Mooi hoor’ zei je vader of moeder dan. Maar jij wist wat je echt bedoelde.
Met woorden kun je ook scheppen: gedichten of verhalen. Hele boeken zijn er op die manier ontstaan.
Muziek wordt vooral veel gebruikt om mee te scheppen. Er zijn eigenlijk maar 8 basisnoten, waar we vanuit gaan. En moet je eens kijken, of liever: luisteren wat je er allemaal mee kunt doen...
Er zijn ook mensen die alleen maar ópscheppen. Die beweren, dat ze van alles kunnen, maar je prikt er dwars doorheen. Gebakken lucht.
Over doorprikken gesproken: ik kan aardig koken, maar niet uit het kookboek. Gewoon wat mijn hart me ingeeft. Voor de Kerst wilde ik een soufflé maken. Zo’n ding in de oven dat heel groot en luchtig moet worden. Af en toe keek ik door het ovenraampje en inderdaad zag ik iets dat groter en groter werd. Het rees de pan uit! Maar hoe wist ik of ’ie gaar was? Ik pakte een vork, deed het ovendeurtje open en prikte in mijn super-soufflé. Pffffftttt! Het hele geval zakte in elkaar. Het zag er niet uit!
Toen ik het toch maar op tafel zette, vroegen mijn kinderen: ‘Wat is dit?’
‘Een nieuwe schepping,’ zei ik. ‘Nog woest en ledig.’

Elly Zuiderveld
    Zwarte engel

Zoals sommigen van jullie weten, ben ik opgegroeid in een Rooms-Katholiek gezin.
En achteraf bekeken was dat niet eens zo verkeerd, al dacht ik lange tijd van wel.
Door een groot misverstand stapte ik op mijn 15de de kerk uit en zei daarmee ook God vaarwel, tot ik rond mijn 30ste opnieuw christen werd, nu in een Evangelisch getinte gemeente, dus ‘protestant’.
Ik voelde me altijd ongemakkelijk bij dat woord, al heb ik samen met Rikkert, honderden keren opgetreden in protestantse kerken en duizenden liedjes gemaakt voor protestantse kindertjes. (Gelukkig zongen katholieke kindertjes die liedjes ook wel, maar met mate.)
Een aantal jaren geleden waren hier in de buurt katholieke asielzoekers, die te ver van de kerk woonden. Samen met nog wat vrijwilligers bood ik aan ze te brengen en weer op te halen. Omdat het gemakkelijker was, bleven ik zelf ook maar in de viering.
In het begin wat onwennig, maar na een poosje zong ik alle liedjes mee en vertaalde naar hartelust de bijbelteksten en de preek.
Op een dag bleef ik met ‘mijn’ groepje koffiedrinken en kwam naast een klein, grijs vrouwtje te zitten met een sombere uitstraling. Ik vroeg haar naam en ze antwoordde: ‘Gaat je niks aan!’
‘Laat maar’ zeiden vrouwen om haar heen. ‘Ze heet Ans en is altijd chagrijnig’.
En dat was ze! Sinds het overlijden van haar man had ze geen lol meer in het leven.
Het heeft weken geduurd, voor ik naast haar mocht zitten in de kerk. Ze zat altijd alleen, keek nooit op of om, las niet mee en zong al helemaal niet! Ik bad om een wonder.
Toen kwam er een nieuwe priester: een pater uit Liberia, heel donker getint.
De eerste zondag heette hij de gemeente welkom, zei z’n naam en liep ineens de kerk in, recht op Ans af. Hij bleef staan, legde zijn hand op haar schouder en zei: ‘God heeft jou gezien.’ Ze keek hem verbijsterd aan, toen verscheen er een glimlach op haar gezicht... Ans straalde! Ik zat met tranen in mijn ogen naast haar en zag het wonder gebeuren. Ze zong voor het eerst beverig het ‘Gloria’ mee.
‘Een zwarte engel van God.’ zei ze later.
De asielzoekers zijn hier niet meer, maar ik ga nog elke zondag met Ans naar de kerk.
We zijn ook bevriend geworden met de pater en soms bidden en zingen we samen bij haar thuis.
Bedankt, zwarte engel, dat je luisterde naar God en je niets aantrok van hoe het hoorde.

God is trouw!

Elly Zuiderveld
    Religie of Relatie

Jarenlang waren we op zoek naar de waarheid, Rikkert en ik.
Naar het doel van het leven, waarom we hier op aarde waren.
En of er hierna nog iets was.
We lazen wijze boeken om daarachter te komen. Daardoor ontdekten we dat er veel religies en groepen waren, die het weer allemaal op een andere manier beleefden. Bij de ene moest je heel hard je best doen, bij de andere geen vlees eten of alleen maar bruine rijst en zeewier, bij nog weer een andere jezelf ‘ontledigen’, leegmaken van binnen.
We hebben heel serieus van alles geprobeerd.
We hebben gevast, aan yoga gedaan, jarenlang met stokjes gegeten, urenlang stil gezeten en aan niets proberen te denken. We zijn naar lezingen geweest van ‘Wijze Meesters’ en hebben mensen ontmoet die in oranje gewaden zongen en met belletjes rinkelden.
Maar bij ons ging er geen belletje rinkelen. We werden wel ontledigd van binnen, maar er kwam niets anders voor in de plaats. We lazen ook de bijbel, maar het was niet meer dan een boek vol vreemde verhalen, naast alle andere ‘wijze’ boeken.
God bleef heel ver weg.
Totdat vrienden ons vertelden, dat we Jezus in ons hart mochten vragen.
Heel gewoon. Heel bijzonder.
Toen we dat gedaan hadden, ging er een wereld voor ons open.
De bijbel werd een brief van God.
En God werd onze Vader, waar we op kunnen vertrouwen.
Jezus onze Vriend, met wie we kunnen praten. En de Heilge Geest helpt en leidt ons.
We zeggen niet, dat andere mensen het fout doen. Ze eren God op hun eigen manier.
Maar we zijn dankbaar dat wij Jezus als waarheid mochten vinden.

Geen religie, maar een relatie.

Elly Zuiderveld
    Toch maar geen non

Heel lang heb ik non willen worden. Als kind al. Ik zag het voor me: zuster Alida.
Alleen had ik moeite met mijn karakter. Ik lette nooit op in de klas; maakte altijd grapjes en leverde niets op tijd in. Toch dacht ik dat het mijn roeping, mijn doel was.
Toen ik wat ouder werd, kwamen er jongens op mijn pad. Leuke jongens wel, maar ik probeerde niet op ze te letten, want ik wou non worden. Dus als er een feestje was, kwam ik met mijn gitaar. Dan had ik altijd iets in mijn handen. Als iedereen zin had om te dansen (nou ja, wat daarvoor doorging), pakte ik de gitaar en ging liedjes zingen. Zo bleven de jongens een eind bij me vandaan. 
Tot mijn beste vriendin jarig was...Ze hadden iets nieuws bedacht . Een soort ‘Vertel de waarheid’ spelletje. Eerst met stomme dingetjes, maar het werd steeds heftiger. Tot iedereen moest vertellen ‘wie op wie’ was. En de leukste, knapste, muzikaalste en door alle meiden aanbeden jongen zei: ‘Op Elly’. Ik werd knalrood, wist niet waar ik kijken moest en rende de kamer uit, de hal door naar buiten. Daar stond een konijnenhok met twee konijntjes. Ik pakte er een witte uit en verstopte mijn hoofd in zijn zachte vachtje. Ik hoorde iets achter me. Het was HEM! Hij deed niets. Vroeg alleen: ‘Ga je morgen mee naar het circus?’ Ik knikte ‘Ja’.
Van dat hele circus heb ik niets gezien. We zaten hand in hand en opeens gaf hij me een kus. En wát voor een! In ieder geval niet geschikt voor een non!
De verkering duurde niet lang. We waren te jong. Ik heb er nog wel mooie, weemoedige liedjes aan over gehouden. 
Een paar jaar later ontmoette ik Rikkert. We zijn samen gaan zingen en gaan trouwen. Nu al 50 jaar geleden.

Zo blij dat ik geen non ben geworden!

Elly Zuiderveld
    Nenette Poubelle 

Zoals elk jaar houden we onze vakantie ergens in de Ardèche, vlakbij een klein stadje met een plein, een fontein, een supermarché en een bakker. Onze camping ligt aan een rustig stromende rivier waar ‘s avonds de kikkers een muziekwedstrijd houden met de circades. De beheerdster van de camping was vroeger Nenette Benoit. Ik schreef al eerder over haar.
Ze is nu in ruste en woont, sinds haar man Robert overleed, alleen in een huis op de heuvel. Ik noem haar in stilte: ‘Nenette Poubelle’, omdat ze me ooit verteld heeft dat ze als baby is gevonden in een vuilnisbak. Daarna kwam ze terecht bij de nonnen, die haar streng opvoedden, maar wel met liefde voor Jésus. Toen ze 13 was, moest ze gaan werken bij mensen die hard voor haar waren. Ze droomde van een prins op een wit paard, die haar verlossen zou. Deze diende zich aan in de gestalte van Robert, een boerenzoon met een grote bril en een tractor. Samen runden ze een boerderij met perzikboomgaarden. En één van die boomgaarden werd ‘onze’ camping. Jarenlang heb ik daar bij zonsondergang voor haar caravan gezongen, vooral Franse kinderliedjes: ‘Au clair de la Lune’ en ‘Sur le pont d’ Avignon’.
Gisteren zijn we bij haar langs gegaan en hebben we die liedjes weer gespeeld. En Nenette zong mee met haar broze stemmetje. Toen we weggingen bad ik met haar ‘Prier pour nous pouvre pécheurs’ ‘Bid voor ons, arme zondaars’... want dat hebben we allebei van de nonnen geleerd.

Au revoir, Nenette!

Elly Zuiderveld
    Bomen

Een prachtige oude boom in onze tuin is doodgegaan. Hij had de iepziekte. Wat dat precies is, weet ik niet, maar het is besmettelijk voor andere iepen, dus wordt hij omgezaagd. Als ik naar die boom kijk, word ik een beetje droevig. Oké, het is maar een boom, maar ik heb iets met bomen.
Toen ik klein was hing mijn schommel onder een boom en dan probeerde ik met mijn voeten de takken te raken. En soms praatte ik tegen die boom. Hij zei niets terug, maar dat gaf niet, want hij luisterde, eindeloos lang.
Later, toen ik groot was en wijs hoorde te zijn, praatte ik weer met een boom. Maar nu omdat ik met God wilde praten en nog niet wist, hoe dat moest. Ik deed m'n armen helemaal om de stam heen, net als bij een omhelzing en ik zei: 'God, als U bestaat, dan bent U overal, dus ook in deze boom… luister alstublieft naar me, want ik wil U leren kennen'…En weet je wat zo mooi was? Hij heeft me gehoord. En vanaf die tijd weet ik dat ik Zijn kind ben. Hij heeft me geleerd om van Hem te houden en met Hem te praten. Ook zonder boom. Maar soms leg ik m'n hoofd weer even tegen zo'n dikke stam en dan doe ik m'n ogen dicht en voel me een stukje van de hele schepping. Vandaar dat het een beetje moeilijk is vandaag.

Dag lieve oude boom, bedankt!

Elly Zuiderveld
    Zoals klein in de hand van de pottenbakker

In ons dorpje in Drenthe wonen wij tegenover Hans*, de pottenbakker. Niet zo maar een pottenbakker, maar een hele echte, die nog werkt op de traditionele manier. Zijn potten en vazen zijn een lust voor het oog en de manier waarop hij over zijn vak vertelt is een regelrechte belevenis. Daarom neem ik vaak gasten mee naar zijn atelier. ‘Wil je de snelle of langzame versie?’ vraagt hij dan, als hij zijn werk gaat uitleggen. Maar meestal heeft hij de ‘westerlingen’ al getaxeerd op de snelle en draait staccato zijn verhaal af: de bijzondere klei waarmee hij werkt, hoe je een goeie pot herkent aan de onderkant, waar hij ook zijn merkteken zet, hoe de potten de eerste keer uit de oven komen (het resultaat laat hij niet alleen zien maar ook horen door melodieus met een stokje tegen de vazen te tikken). Dan het zelfgemaakte glazuur, in grote pannen en teilen waar ze gedompeld worden, de tweede gang de oven in, het stapelen met stenen ertussen en tot slot de grote verrassing: het stoken met echte, ouderwetse turf. Want dat maakt de potten van onze buurman zo bijzonder: Door de gassen die vrijkomen worden de glazuren ‘aangeraakt’ en ontstaan er kleurschakeringen die ook Hans zelf steeds weer verrassen. Na de les gaan we zijn toonkamer binnen ‘Geheel vrijblijvend’ zegt hij altijd. Maar meestal worden kijkers kopers. Zijn pure vormen en kleuren doen denken aan de schilderijen van Henk Helmantel. Ik heb hem wel eens verteld dat God ons ziet als klei, waar Hij iets moois van wil maken. Toen liet Hans me zijn misbaksels zien, die hij niet weggooit. ‘Eigenlijk zijn dat de meest boeiende’ zegt hij. Maar niet voor de verkoop. Hij gebruikt ze zelf en koestert de putjes en barstjes, die dwars tegen zijn wil in zijn ontstaan.

Elly Zuiderveld
    Roodoogje

Wij mochten vroeger geen huisdieren. 
Wel kregen m’n zusje en ik op een dag twee lieve kleine konijntjes, buiten in een hok. 
We noemden ze Withaartje en Roodoogje. Roodoogje was mijn konijntje. 
M’n zusje en ik zorgden goed voor ze. 
Soms haalden we ze uit het hok en gingen er lekker mee knuffelen. 
We plaagden mijn broertje door te zeggen dat ze échte dropjes maakten. Hij at ze nog op ook! 
Ze aten goed en groeiden flink. 
Maar niemand had zo’n lief konijntje als Roodoogje. 
(Dat vond mijn zusje natuurlijk ook van Withaartje.) 
Op een koude dag in december waren ze opeens verdwenen. 
We zochten en zochten overal: in de schuur, in tuin van de buren en in het gangetje tussen de huizen. We riepen hun namen: “Roodoogje! Withaartje!” 
Maar we vonden ze niet terug. 
Ik zei tegen m’n vader dat hij de politie moest bellen, maar dat deed hij niet. 
Hij zei helemaal niks. Raar was dat! 
Na een paar dagen gaven we het zoeken op. 
Toen werd het Kerstfeest. 
Na de kerk gingen we naar opa en oma. Daar was het heel gezellig en het rook zo lekker! Na heel veel kerstliedjes gingen we eindelijk eten. 
Opa bad voor en wij zeiden ‘Amen’. 
Toen begon oma op te scheppen. 
“Hier’ zei ze, jij krijgt het lekkerste stukje. Omdat het jouw konijntje was.” 
Vol afschuw keek ik naar wat daar in de pan lag. Roodoogje! 
Ik rende kokhalzend van tafel… voor mij nooit meer konijn! 

Later toch maar vegetariër geworden.

Elly Zuiderveld
    Juf Sanne

Al meer dan 20 jaar wonen wij in ons rustige dorpje. Het is niet groot, er is geen winkel, maar wel een dorpshuis. En tot voor kort was er ook een schooltje. Een gezellige dorpsschool, opgericht in 1909, waar kinderen dingen leerden die echt belangrijk zijn in het leven. Met elkaar delen en van elkaar houden. Ook kinderen met een ‘rugzakje’ waren van harte welkom, vanuit de hele omgeving.
Ik kwam er graag voorlezen en zingen. Eén juf viel me speciaal op: Sanne. Een stralende persoonlijkheid waar de kinderen dol op waren. Zij had een vanzelfsprekende manier van lesgeven, positief en gedurfd maar met een natuurlijke discipline. Zij zag talenten die niemand zag. Ze stimuleerde ook ouders om mee te doen.
Elk jaar was er een vrolijke musical waarin ieder kind aan bod kwam. Het hele dorp, jong en oud kwam kijken. Kortom: ‘De Heidehoek’ was de spil van ons dorp. En ‘juf Sanne’ het stralende middelpunt. Tot de Onderwijsraad besloot dat kleinere scholen moesten sluiten. 
Er zijn nog fusies geprobeerd, maar het mocht niet baten. Nu staan de lokalen leeg. De kinderen die hier nog wonen fietsen naar andere dorpen in de omgeving. Jonge gezinnen besluiten om te vertrekken. Nieuwe gezinnen komen hier niet wonen, want er is geen school. De juffen en meesters zijn elders gaan werken. Ons dorp wordt een ‘oude mensen’ dorp.
Vorige week op een feestje zag ik juf Sanne weer. Vol warmte sprak ze over haar ex-leerlingen; allemaal anders, ieder een individu, kostbaar. Toen ik vroeg hoe het nu met háár ging, zei ze; ‘Ik kan m’n draai niet meer vinden. Ik heb een aantal scholen geprobeerd, maar het werkt daar niet zoals bij ons.’ Na een flinke burn-out heeft ze besloten kinderen te gaan helpen die extra ondersteuning nodig hebben. Die kinderen boffen maar. Dank je wel, juf Sanne!

Elly Zuiderveld
    Oost-Indisch doof

Een artikel in deze Reveil gaat over brother Andrew die werkt op een dovenistituut in Jordanië.
Als Rikkert en ik ergens zingen, zijn er soms ook dove kinderen en mensen.
Ze genieten net zo als de anderen; misschien nog wel meer!
Ik probeer bij onze kinderliedjes soms wat ondersteunende gebarentaal, heel handig. Geleerd van een bevriende gebarentolk. Maar als je Doven met elkaar ziet praten gaat het heel snel en ontdek je dat het een echte taal is.
Vroeger was ik ook doof. Nou ja, ‘Oost-Indisch doof’ noemde mijn moeder het. Dan vroeg ze – middenin een spannend boek - of ik de tafel wou dekken, en dan had ik het echt niet gehoord!
Ook op school had ik er regelmatig last van. Als de juf of meester mijn naam noemde, keek ik een beetje vaag in de ruimte. Ze stuurden me naar de dokter. Die zag niets vreemds in mijn oren. ‘Concentratie-problemen’ zei hij. 'Elly droomt teveel' stond in mijn rapport.
Ik heb er nu niet meer zo’n last van. Heel soms. Als God mij iets vraagt en ik ben teveel met andere dingen bezig. Dan versta ik zijn Stem ook niet zo goed.
Gelukkig heeft Hij Zijn eigen gebarentaal. Meestal zijn het dingen in de natuur die op hun eigen manier spreken, waardoor ik weer ga luisteren. Of kijken.
Weet je wat leuk is: Hij zegt niet: ’Hoor, Ik sta aan de deur en Ik klop’, maar ZIE, Ik sta aan de deur en Ik klop.’ Iets om over na te denken.
Vooral voor iemand die Oost-Indisch doof is.

Elly Zuiderveld

Iemand die veel filmpjes met gebarentaal heeft is Ellen Both. www.ellenboth.nl
    De Schoenen van Sinterklaas

Als wij vroeger schoenen nodig hadden, moesten we wachten tot de kinderbijslag kwam.
Met de hele familie gingen we dan altijd naar dezelfde schoenenwinkel. Niet de duurste, ook niet de goedkoopste, maar ertussenin.
Passen was het leukste! Met je voet op een bankje en een juffrouw die met een paar dozen en een schoenlepel kwam om je te helpen. Thuis hadden we natuurlijk onze netste sokken aangedaan, zonder gaten.
Ik voelde me net Assepoester. (En mijn zusjes waren dan natuurlijk de boze stiefzusters. ) Ik zeurde altijd om rode schoenen, maar die kreeg ik nooit. Bruine of zwarte werden het, met stevige neuzen en van echt leer.
‘Echt leer’ was toen nog van dat kraakleer. De eerste weken of maanden blééf het kraken en ik had altijd het gevoel dat iedereen naar me keek.
Mijn vaders’ schoenen kraakten het hardst. Als we zondags naar de kerk liepen hoorde je ‘piep, piep, piep’. Dat was mijn vader.
In de kerk mocht hij de collecte ophalen. ‘Piep, piep, piep!’ Ik schaamde me dood!
Het werd december en op school vierden we Sinterklaas.
Alle kinderen van mijn klas geloofden allang niet meer, dat hij echt bestond, maar ik wel! Toen hij het school plein op kwam, samen met zijn pieten, keek ik vol ontzag naar de Goedheiligman met zijn mijter en staf.
Toen hoorde ik: ‘piep, piep, piep…’. Ik keek naar zijn voeten. Dezelfde schoenen als mijn vader!
Wat was ik trots.
Dat het mijn vader wàs, besefte ik pas jaren later.

Elly Zuiderveld
    De engel die ‘Ja’ knikte

Je ziet ze steeds meer in de winkels: kerststalletjes, die je in je huis kunt zetten, desnoods onder de kerstboom. Meestal van hout, met daarin Jozef, Maria, een os, een ezel en natuurlijk in een kribbe het kindje Jezus. Heel lief en heel mooi.
Vroeger was dat heel gewoon. Wij hadden er een op zolder staan, die dan tegen Kerst tevoorschijn werd gehaald en schoongemaakt. We zochten mos, dat mijn vader om het stalletje legde. Daarop kwamen de herders met hun schapen en later de drie wijzen uit het oosten.
Onze ouders hadden iets bedacht: ieder kind had een eigen schaapje. Steeds als wij – mijn zusjes, mijn broertje en ik – lief waren geweest, mocht ons schaapje een klein stukje naar voren, net zo lang tot alle schaapjes vlakbij de kribbe stonden. Er was altijd één schaapje dat wat later dan de rest kwam…ik zeg niet van wie.
Vlakbij ons huis was een hele grote katholieke kerk. Daar kwam altijd een super-kerststal te staan! Prachtige grote beelden en een levensecht kindje in een kribje met vers stro. Je kon daar gratis komen kijken. Vóór de stal stond een stenen engeltje, waar je geld aan kon geven. Je legde een muntstuk op het handje, dat rolde door een gleufje en dan knikte het engeltje: ‘Ja’. Dat was een leuk gezicht, dus veel mensen en kinderen deden dat. Mijn vader zei: als je er een knop op legt, schudt het ‘nee’. 
Op een dag hebben we het uitgeprobeerd, toen er niemand keek. Ik legde de knoop erop. Die rolde door het gleufje en het engeltje deed: ‘Ja!’
We schrokken er van! We voelden ons nu slechter dan wanneer het ‘nee’ had geschud.
We hebben het nooit meer gedaan.

Elly Zuiderveld
    
Taxichauffeur in Thailand

Rond de jaarwisseling ben ik samen met mijn jongste zus naar onze zieke broer in Thailand geweest. Hij lag in een ouderwets ziekenhuis, na een kaaktransplantatie met complicaties.

We hadden een hotel geboekt dat redelijk in de buurt lag, maar toch nog zo’n half uur met de taxi.

Elke dag gingen we op bezoek. Heen met de hoteltaxi, inclusief privéchauffeur met zonnebril, en terug met een busje of zelfs met z’n tweeën achterop een brommer, waar we doodsangsten uitstonden! Onze broer was dolblij met zijn visite. Praten lukte hem niet zo goed, omdat hij een slang in zijn keel had, maar hij genoot van onze aanwezigheid. Langzaam maar zeker zagen we hem opknappen en sterker worden.

De taxichauffeur met zijn schitterende zonnebril keek elke morgen al uit naar onze komst en begon steeds belangstellender te worden. Hij reed zelfs met ons naar het postkantoor om een kerstpakket op te halen, dat daar was blijven steken.

De laatste dag vroeg hij wat we voor de kost deden. Mijn zus vertelde wat haar beroep was en ik zei ‘zangeres’. Hij vroeg of ik wat kon voorzingen. Na wat tegenwerpingen deed ik het dan toch maar. Dichtbij zijn oor zong ik een zacht troostliedje, misschien wel voor m’n zus, of voor mezelf. Hij verstond er niets van, maar werd heel stil. Toen bedankte hij me met een hand op zijn hart. Hij wees naar de boeddhabeeldjes op zijn dashboard en zei dat hij aan onze broer zou blijven denken.

Toen we voor de laatste keer naar hem zwaaiden besefte ik dat we nooit zijn naam hadden gevraagd.

Elly Zuiderveld
    








Op Gran Canaria

Om na het drukke winterseizoen een beetje bij te komen, gaan Rikkert en ik meestal een paar dagen naar een warme plek. Dit jaar was dat Gran Canaria, een eiland dat bij Spanje hoort en waar bijna altijd de zon schijnt. We hadden een prettig hotel in een wat kleiner plaatsje, waar vooral Scandinaviërs verblijven, dus geen fans aanwezig. Wel zo rustig.

Elke avond gingen we eten in het haventje. We konden natuurlijk ‘Canaries’ eten, of vis, of zelfs Indiaas, wat we ook deden, maar onze voorkeur ging uit naar het Italiaanse restaurantje: ‘Vivaldi’. Niet alleen vanwege het heerlijke eten, maar ook het drukke, gezellige en met veel gebaren babbelende dienstertje daar. Ze had een Italiaans uiterlijk en afgesleten tandjes. (Een knarser, net als ik. Ik heb daar nu een soort bitje voor, ‘s nachts.)

Zodra we zaten ging er een cd op ‘De vier jaargetijden’ van Vivaldi. Vonden wij mooi. De eerste keer, maar na vier keer hadden we het wel gehoord.

De laatste avond namen we afscheid en we vroegen of ze Italiaanse was. ‘No, no, we’re from Cuba’ Ze bleek de eigenaar te zijn, samen met haar man. Ineens bleef de cd steken en ze rende erheen.

“Eindelijk” verzuchte ze. “Ik heb zo’n hekel aan die muziek... tatatatatetaaaa....Maar ja, de klanten hè?”

Elly Zuiderveld
    Ik vind jou écht spiritueel

Een tijdje geleden werd ik door uitgever Ark Media uitgenodigd voor de presentatie van een kalender, gemaakt door Mariska Vos en Erica Kramer, onder het FEM-label.*

Het vond plaats in Amsterdam bij ‘Second Step’, een shop in de Jordaan met mooie tweedehandskleding voor dames en kinderen, gerund door vrouwen die daar een nieuwe kans krijgen. Ik ging al vroeg van huis, miste een paar treinen, maar bereikte toch het CS van Amsterdam.

Na lang zoeken vond ik het adres. Hijgend en bezweet kwam ik aan... net op tijd.

Binnen zag ik een bonte mengeling van vrouwen, die mijn kleding luid prezen in verschillende talen. Gezellig! Mariska Vos verwelkomde me en zei: “Had je het niet gelezen? De presentatie gaat niet door.” Ik reageerde enigszins verward: “En al die vrouwen dan?”

“Die komen voor de winkel. Er waren zo weinig reacties, dat we het hebben gecancelled. Maar met wie er wel zijn, houden we een gezellige high tea.”

Ik bofte maar! Een winkel vol mooie kleding, een high tea met soesjes en taartjes én als klap op de vuurpijl een prachtige omklap kalender, waar ik eigenlijk voor was gekomen.

Toen we met z’n allen om een grote ronde tafel zaten: de jonge vrouwen die daar werkten, de kunstenaressen, de redactrice, vrouwen uit de buurt met een hoofddoek om en eentje met oranje haar en lange oorbellen die toevallig was binnengekomen, voelde ik me helemaal happy. De vrouw met het oranje haar vroeg of ik spiritueel was. “Ja, zo ongeveer”, zei ik.

Toen ging Renske van de redactie staan en bood mij officieel de eerste kalender aan... Wow! Hij zag er prachtig uit! ‘Van vrouwen voor vrouwen’. Ik sloeg hem op bij: ‘Stop focussing on how stressed you are... Remember how blessed you are’...

“Weet je”, zei de oranje vrouw weer, “ik vind jou écht spiritueel!” Zo voelde ik me ook. Met een jurk van 4 euro, schoenen van 1 euro en een gratis kalender zweefde ik de deur uit.

Elly Zuiderveld
    Vergeetachtig

Het is een feit: ik ben nogal vergeetachtig.
Gelukkig kan ik het intussen op mijn leeftijd gooien. Maar ik kan me van vroeger niet herinneren dat ik het niet was.
De agenda is een rots in de branding. Maar als die niet op de vaste plek ligt ben ik een drenkeling. Nog wanhopiger zwem ik rond als mijn leesbril zoek is.
En ik verdrink reddeloos als ik mijn mobiele telefoon niet vind.
Steevast vraag ik dan ook aan Rikkert, al 46 jaar mijn echtgenoot: ‘Wil jij mijn mobieltje even bellen?’
En dan begint de speurtocht, die meestal eindigt op een vreemde plek: naast de wasmachine, in de groentenbak, in de koelkast, onder een kussen, in een schoen, tussen de struiken... kortom, bij de plek waar ik het laatst heb gebeld.
Als ik een optreden heb begin ik een dag vantevoren alles al bij elkaar te zoeken, bang dat ik iets zal vergeten en in de verkeerde combinatie op het podium zal staan. Of zonder oorbellen! Een ramp!
Een tijdlang werkte ik mee aan een kinderserie op tv ‘De Wiebelwagen’. Daar had ik nog veel meer kleren en attributen voor nodig, die in een vaste tas op wieltjes werden bewaard.
Die tas stond elke week op tijd klaar. Vroeg in de morgen om half zes. En ik was óók op tijd, gewassen en gestreken. Mét oorbellen! Nog vijf minuten om (met m’n autootje) de trein te halen. Maar dan:
Waar zijn m’n scripten? En de liedjes! En m’n gitaar! M’n autosleutels! M’n mobieltje! M’n leesbril!
M’n leesbril, m’n LEESBRIL!!!! Paniek!
Waar was ik het laatst? Bij m’n computer... mis! Op de wc... ook niet! Ik graaide wanhopig in m’n handtas, in m’n jaszak, m’n andere jaszak...
‘Rikkert, Rikkert, ik ben ’n leesbril kwijt! Ik kan echt niet weg zonder leesbril! Nee, dat is’m niet, dat is m’n televisiebril! Nee, die ook niet, daar zie ik niks door!’
Laatste redmiddel: ‘Rikkert, wil jij hem even bellen?’
‘Ja hoor... als jij het nummer even geeft.’ Grijns.
Natuurlijk stond hij gewoon op m’n hoofd. En natuurlijk haalde ik nog net de trein, waar ik alle tijd had om mijn scripten door te lezen.

Mét bril.

Elly Zuiderveld
    Schoonmoeder, eng snoepspook

Het jonge mevrouwtje vindt snoepen niet oké. “Want echt”, onderricht ze haar lezerspubliek, “zoetekauwen worden gemaakt.” 
Ze heet Petra, lees ik*. Ze is 35, heeft kinderen, man, ouders, schoonouders. Over haar eigen ouders is ze nogal te spreken. “Ik bof dat ik uit een gezin kom waar heel sober en gezond werd geleefd. Natuurlijk werd er ook weleens gesnoept, maar nooit ‘zomaar’. Bij mijn man thuis was het precies het omgekeerde.” 
Petra is terecht gekomen in een familie waar ‘zomaar’ gesnoept wordt. Waar elke dag weer nieuwe koekjes en chocolaatjes op tafel staan, die iedereen ‘zomaar’ mag pakken. Vré-se-lijk. Voor manlief is dat volstrekt normaal. Dat Petra hun kinderen op snoeprantsoen zet, vindt hij maar niks. Zelf laat hij zich niets gezeggen, hij snoept lekker voort. En nu is hij een gezette dertiger geworden. 
Ik moet er om grinniken. Toch zit daar natuurlijk best een beetje pijn. Jouw adonis is niet meer de adonis die hij was. En jij kunt de pot op met je vermaningen en wijze woorden. Dat schuurt, dat snap ik best. 

Ik lees verder: “Een heel groot probleem blijft mijn schoonmoeder.” Ogenblikkelijk gaan mijn haren recht overeind staan. Schoonmama vindt namelijk dat “snoep bij kinderen hoort, en wat ik ook zeg: bij oma worden ze verwend met alles wat zoet is en kleeft”. Helaas voor Petra laat ook oma zich niet door haar overreden. Oma is geen gezellig Koekiemonster, oma is de personificatie van een Groot Kwaad, een eng Snoepspook. En nu moet oma gestraft worden: “Dus wordt er alleen maar gelogeerd bij mijn moeder en niet bij mijn schoonmoeder. Keihard, ik geef het meteen toe…” En daar komt de aap uit de mouw: “Het maakt de relatie er niet beter op, maar ik mag de gezondheid van mijn kinderen toch wel beschermen?”

Petra toch. Gaat het je echt alleen om de gezondheid van je kinderen? Zijn er misschien andere relatieproblemen? En heb jij weleens nagedacht over geestelijk welzijn? Hoe goed is het voor de geestelijke gezondheid van jullie allemaal als de relatie met oma (en dus met opa en dus met papa) dusdanig onder druk wordt gezet? Maar het ergste: jij bezondigt je aan machtsmisbruik. Zoals zoveel moeders kun jij - kennelijk - bepalen of de kinderen al dan niet bij schoonmama mogen logeren. Moeders wil als wet. 

Ik voel onmacht en plaatsvervangend verdriet over al die grootouders die hun kinderen niet meer zien, hun kleinkinderen niet mogen kennen. Ze zijn er in te groten getale. Ik zie ze om me heen, ik hoor hun verhalen, ik voel hun wanhoop. Gezondheid? Laat me niet lachen.

Mijn Jacob mag trouwens wel oppassen. Hij heerst met verve over het grote blik bij ons op de keukenkast. ‘t Zit boordevol snoep. Voor de kleinkinderen. 

Willemke Wieringa

*Libelle .. voorjaar 2017
    Durfal

Laatst had ik een kleine woordenstrijd met onze oudste zoon. Het ging over dwang. Soms moeten ouders hun kind dwingen, vond hij. Is dat zo? Ik hou niet zo van dwang, ik geloof meer in zachte aandrang, enthousiaste aansporing, vanzelfsprekendheid en de kracht van herhaling. Ook in de opvoeding. 

Onze kleinzoon Christof van zeven is o zo stoer. Dat wil zeggen: stoer in de kring van zijn neven, op het schoolplein of samen met zijn grote broer. Maar o wee als hij uitgenodigd wordt voor een kinderfeestje of logeerpartijtje. Dan is deze bink plotseling een schuchter, angstig ventje. Hij durft niet naar feestjes. Hij durft niet te logeren. Zelfs niet bij ons. Ook al wil hij bitter graag. 
Maar ja, soms vraagt het leven om beslissingen en keuzes. Om doorbijten en iets gewoon doen. Geen mens kan een leven lang angstig in zijn hoekje blijven zitten. Een kind moet dat leren. Van zijn ouders in de eerste plaats, en ook van zijn grootouders. Maar om hem nu te dwingen…

Zaterdag gingen we cadeautjes shoppen voor zijn verjaardag. 
“Gabriel gaat toch wel mee, hè oma?” vraagt hij angstig.
“Tuurlijk”, stel ik hem gerust. Bij het verjaardagshoppen mag de jarige altijd een neefje of nichtje meenemen. “En dan blijf je daarna gezellig bij ons logeren, samen met je neef.” Als een IJzeren Hein stel ik dat elke week voor. Maar: “Je mag zelf beslissen”. 
Meestal durft hij niet. Ook nu kijkt hij mij onzeker aan. 
“Ik durfde laatst voor het eerst naar een kinderfeestje”, aarzelt hij. 
“Dat komt omdat je groot begint te worden”, bevestig ik hem. “En nu durf je ook te logeren.” Ik laat daar geen twijfel over bestaan. En o wonder, hij knikt. 

’s Middag springen we op de fiets naar de speelgoedwinkel. ’s Avonds is het lekker lang buiten spelen, chips en cola en dan naar bed. Opa leest nog even voor en in drie tellen zijn de neven op reis naar dromenland. ’s Ochtends na het opstaan, uitgebreid ontbijten, weer spelen en dan hup, naar de kerk, waar een deel van de familie al in de kerkbank zit. De neven worden met gejuich ontvangen. Dat mag in mijn kerk. 

Een beetje geduld, niet aflatend enthousiasmeren en bemoedigen. Het werkt. Christof had het weekend van zijn leven. 

Werkt het zo niet ook in de kerk? Als ouders en grootouders ga je natuurlijk gewoon. Vanzelfsprekend. Daar mag geen twijfel over bestaan. Dat is je ‘zondagsdienst’. En je neemt je kinderen mee. Blijmoedig en enthousiast. Zo leef je je kinderen kerkgang voor. En op een dag kiezen ze zelf. Hoop ik. Bid ik. En vooral hoop en bid ik dat Gods familie er dan zal zijn om hen met open armen te ontvangen. 
 
Willemke Wieringa
    The day after

‘t Was de dag na sinterklaas. Best een gedenkwaardige dag. Niet dat wij nog praktiserend geloven in de goedheiligman. En cadeautjes zijn er ook al lang niet meer bij. Jammer? Welnee. Tegenwoordig laten we dat circus graag voor wat het is. Ons dagelijks leven is al hectisch genoeg. ’t Is trouwens nooit mijn favoriete feestje geweest. Doe mij maar de gezelligheid van een hapje eten, een filmpje kijken en oké, een beker Zwarte Pietenkoffie. 

Een gedenkwaardige dag dus. Jacob vergezelde mij naar het ziekenhuis voor het jaarlijkse borstkankeronderzoek. Een beetje gespannen onderging ik een en ander en wachtte ik op de uitslag. Met een familie waarin iedereen doodgaat aan kanker, weet je het maar nooit. Maar gelukkig, alles goed. 
“’t Is een momentopname hoor”, relativeerde de verpleegkundige. Ja natuurlijk, dat weet ik ook wel, morgen kan alles anders zijn. Ik hoef maar te denken aan op de kop af vier jaar geleden, toen mijn Jacob op de dag na sinterklaas ternauwernood de gevolgen van een hartaanval overleefde, met als toetje drie hartstilstanden. Pfff. Blij dat we ook dat gehad hebben. En nee, we weten niet wat morgen brengt. 

Leven en dood buitelen zonder pardon of patroon over elkaar heen, dag in dag uit, ook in ons bestaan. Thuis van het ziekenhuis wachtte ons een verrassing. Opnieuw gaan we opa en oma worden. Van nog een kleinzoon. Straks zijn we met zijn zesentwintigen. Niet te geloven, wat een feest. Maar kleindochter Welmoed van drie - de toekomstige grote zus - denkt daar anders over. Ze huilt tranen met tuiten. 
“Ja maar mama…” protesteert ze. En ze telt ze op haar vingers, “ik heb één, twee broers. Ik wil een zusje.” Wie bedenkt nou ook zoiets? Als enig meisje in een gezin met twee broers zit je toch niet te wachten op nog een broer. Gelukkig lukt het mama Ally haar dochter te troosten. 
“Later ben je mama’s beste vriendin en gaan we wel honderd jurken kopen samen.” Dat helpt. De dame is namelijk nog doller op jurken en rokken dan op zussen. 
Tja, wie bedenkt de gang van het leven? Dat is een kwestie van Hogere Wijsheid. Op een dag zal ook Welmoed dat beseffen. 

Nog even en het is kerst. Goed nieuws? Dat is maar hoe je het bekijkt. Op die toch al gedenkwaardige dag na sinterklaas las ik in de krant gedenkwaardige woorden*: ‘Kerst is eigenlijk onze totale mislukking. We hebben er een chaos van gemaakt, een hel op aarde… God had zich zomaar terug kunnen trekken in de hemel.’ 

Maar Hij trok zich niet terug. Integendeel. En daarom vieren we straks het geboortefeestje van Jezus. In de hele wereld doen we dat. Als Gods eigen big family. 

Willemke Wieringa

*Janneke Burger in ND
    Huwelijk

“Veertig jaar getrouwd!”, zegt de vrouw op de radio. “Waar vind je dat in hemelsnaam nog?”
Ze is te gast in een nachtelijk praatprogramma. Het gaat over relaties. De vrouw is van de romantische etentjes bij kaarslicht, maar de presentator is vaak teleurgesteld, voor hem zit er en relatie niet meer in.
“Daarom werk ik ’s nachts” zegt de grapjas. Eeuwige trouw? Nee zeg, dat is iets uit een andere wereld.
Voor mij is radio luisteren een probaat slaapmiddel. In mijn slaap-waak krijg ik toch nog hele flarden van het gesprek mee en bij het wakker worden hoor ik nog die verbazing. “Veertig jaar getrouwd!”

Ik blijf nog even liggen soezen.
Inderdaad, het huwelijk is een verbazingwekkende aangelegenheid.
“Een goed huwelijk is een wonder”, vertelde ik onze kinderen toen de tijd daar was. Stel je voor, twee mensenkinderen uit twee verschillende gezinsculturen vormen nietsvermoedend een totaal nieuwe entiteit, een eigen familie.
“Dat vergt moed en lef”, hield ik hen voor. “Want het is voor altijd.”

Er schiet me een gekkigheidje van thuis te binnen. Onze eettafel werd steevast gedekt met een ontbijtlaken, geen tafelzeiltje zoals bij sommige buren. Bij mijn moeder thuis in Nederlands Indië waren ze dat niet gewend. Als Indische ging ze nogal prat op haar ‘Europese’ opvoeding. Ze aten ‘Hollands’. Met mes en vork en mooi serviesgoed op wit tafellinnen. Dus in haar eigen huishouden kwamen “absoluut geen pannen” op tafel. Wel diende ze het eten op in gebutste schalen en de borden moeten ook betere tijden hebben gekend.
“Jammer om ze weg te gooien”, vond mijn Hollandse vader.
Aan mooie spullen hechtte hij niet. “Dat is voor de pronk.” Liever besteedde hij geld aan lekker eten, rijkelijk overgoten met goudgeel gerstenat. Een bourgondiër van het zuiverste water. Mijn ouders haalden samen ruimschoots de veertig jaar. Een wonder.

En toen gingen Jacob en ik met elkaar in zee. Ook wij ontwikkelden eigen gekkigheden en eigenaardigheden. Een persoonlijke mix van twee achtergronden. Zo vind je op mijn tafel nooit een kapot bord, maar wel een tafelzeil, want mijn voorliefde voor mooie ontbijtlakens is verre van pragmatisch. En Jacob heeft vanaf den beginne pannen op tafel gezet. Dat was hij gewend van huis uit. Ook met ons samen gaat het al meer dan veertig jaar meer dan goed.

Uit bed nu. Maar mijn gedachten voeren me nog even mee.
Elkaar trouw beloven. Is dat niet ook dé weg voor onze sukkelende kerken? Nu we met z’n allen in kwade dagen zijn beland, worden we als vanzelf in elkaars armen gedreven. De signalen zijn er, kerkmuren worden minder belangrijk. Tijd om elkaar te omarmen - net als in een huwelijk. Laten we een mooie mix maken van al die verschillende kerkelijke culturen. Eén nieuwe familie. Als we elkaars achtergronden maar accepteren.

En o ja, dat vergat ik nog te vertellen. Mijn moeder was katholiek, mijn vader Hervormd. Ze werden evangelisch.

Willemke Wieringa
    Tot in het duizendste geslacht

Hoe houdt God het toch vol met ons? We blijven maar op Zijn hart trappen. In de bijbel was dat zo en het gaat maar door, van geslacht op geslacht. Dat Hij ons niet aan de dijk zet… Integendeel. Soms is daar ineens een glimp van Zijn aanwezigheid, dwars door generaties heen.

Zondagmorgen. We zijn van plan vreemd te gaan naar een andere kerk in een andere plaats. Aanleiding was een familie-app van onze neef, de kerkorganist:
--Ik zag dat M. aanstaande zondag voorgaat in …
En hij grapjast er achteraan:
--De organist is wat minder…
De predikant is van onze generatie, de organist van de lichting van onze kinderen. Leuk, daar willen we bij zijn.

Die morgen stortregent het, wat zo’n tien minuten voor de dienst enige reuring op de app veroorzaakt:
--Wie gaat derwaarts?
--Wie blijft hier?
--Wie rijdt met wie mee?
Afijn, rond tienen rolt het ene na het andere familielid binnen en kan de dienst beginnen.

En wie ontmoeten we daar? Onze legendarische oud-oud-tantes. Oud en jong in de familie herinnert zich hen nog. Ze brachten hun twee verweesde nichtjes groot, stammoeders van twee families. Vier dametjes, ongehuwd samenwonend, leveranciers van juspannen vol met de allerlekkerste gehaktballen en allen onvermoeibare evangelisten. En wij, de generaties na hen, erfden een schatkist met geestelijke schatten.

Meteen al in het eerste lied doemen ze op. Er is kracht, kracht, wonderbare kracht in het dierbaar bloed van het Lam… Wie zingt het nog weleens? Zouden jongeren dat niet erg bloederig vinden? Maar het evangelie klinkt in een notendop, zoals ook de tantetjes het vol overtuiging uitdroegen. In eenvoudige woorden schetst dominee M. vervolgens hoe geniepig en listig de satan te werk gaat, hoe hij Jezus wil verleiden en ook in ons leven op de loer ligt. Voor mijn geestesoog zie ik de tantes heftig ja knikken. Zo is het. De dominee citeert woorden van oude EO-helden. Hebben de dames ooit een standbeeld gekregen voor alle leden die ze wierven voor deze omroep? En Israël komt voorbij. Wat stonden de tantes pal achter Gods oogappel. Nog herken ik die voorliefde bij neef M. en onze eigen Erik Jan.

Maar het allermooiste is de dringende oproep:
--Lees je bijbel, bidt elke dag.
Twee kleinzoons naast ons veren op, ja, dat liedje kennen zij.
-- En - vertelt neef Mark -: De Bijbel en het gebed zijn de wapens waarmee je de duivel kunt verslaan. Hebben jullie je wapens bij je? God doet grote dingen als we eenparig bidden.

Soms waren Jacob en ik erbij als de vier dametjes eenparig gebed in praktijk brachten. Geen enkele neef of nicht sloegen ze over. Tot in het derde en vierde geslacht…
Na het amen verzucht een dame achter mij:
--Mooi!

Willemke Wieringa
    Geen mening

Heeft u geen mening? Nou gelukkig maar, ik doe ook niet aan meningen. Doodziek word ik van al die mensen met al die opinies. Ik kan ’s nachts niet eens meer rustig wakker liggen en gewoon naar een gezellig praatprogramma luisteren. In die toch al vervelende slapeloze uurtjes valt Jan en Alleman mij lastig met zijn meninkjes over Van Alles En Nog Wat.

Neem Nashville. Heel Nederland gonsde ervan. En alle clichés over christenmensen werden weer van stal gehaald. Medegelovigen werden aan de schandpaal genageld door iedereen, met of zonder kennis van zaken. Kijk, en dat snap ik nou niet. Waarom mogen anderen wel een standpunt hebben over christenen en christenen niet over anderen?

Wat ik ook niet snap… let op, hier volgt geen mening, maar een vraag. Hebben christenen de prominente PvdA’er Hedi d’Ancona destijds - in de seventies - ooit agressief bejegend over haar seksuele idioterie met haar kinderen? Is een IKON-coryfee als wijlen dominee Alje Klamer ooit publiekelijk verketterd over zijn ideeën rond legalisering van pedofilie?

En neem die scholierenstaking. De media explodeerden. Wat een nieuws. Wat een inzichten gaven die kinderen ten beste. Maar wat moet een meningloos mens als ik met papegaaiende knulletjes van vijftien die schamperen over de overheid? Of woorden in de mond nemen als – ik verslikte me bijna toen ik het hoorde op radio 1 – autonomie?

O al die meninkjes die iedereen debiteert op rtv en social media. Is dit dan de zo fel begeerde democratisering van het nieuws? Het gevolg is behalve nepnieuws je reinste devaluatie van het begrip mening. Wat is uw mening of mijn mening nog waard tussen al die andere meningen?

Overal en te allen tijde ergens iets van willen vinden, ik haat het. Kunnen we alsjeblieft de tips van Paulus weer gaan promoten: wees nederig en bescheiden en acht de ander hoger dan jezelf... (Fil.2: 2-5). Inderdaad een beetje bescheidenheid zou ons sieren, ook in het verkondigen van onze standpunten.

En toen was ik jarig. En toen kreeg ik een boekje van alle kleinkinderen, met daarin hun felicitaties voor mij en hun beeld van mij. Dat was echt een vurasing (Marcus, 6 jaar). Wat een leuke oma ben ik toch. Ik geef superleuke feestjes (aldus Luther, 10 jaar), ben gezellig en lief (vindt Willemke, 12 jaar), aardig en behulpzaam (volgens Abel, 8 jaar). Plus nog een aantal superlatieven die mij doen blozen. Maar ja, ergens aan het eind neemt kleindochter Guusje (11 jaar) - o schrik - de pen op: U bent ook altijd zo grappig als ik bij jullie eet in de lunchpauze want u heeft een sterk ontwikkelde … mening. Maar op een grappige manier!!

Volgend jaar moet ik het boekje teruggeven. Dan klimmen ze weer in de pen. Zal ik het verstoppen?

Willemke Wieringa
    Gratis en voor niks

De zaterdagmorgen na het feest word ik wakker met een sissende kater op m’n nek. Niet vanwege dat glaasje zoete wijn van gisteravond, maar vanwege de ontmoeting met dat echtpaar. 

Na het handen schudden, begon het.
--- Ik heb onze accountant flink de waarheid gezegd… (twintig jaar geleden)
--- Kerkmensen? Wat die mijn vader hebben aangedaan… (vijftig jaar geleden)
--- Onze nieuwe boekhouder ga ik de oren wassen. Die rekeningen van hem… (half jaar geleden)
--- Ze moeten ons helemaal niet in onze kerk, we gaan niet meer… (vijf jaar geleden)
Blablabla!!!
Jacob en ik bleven vriendelijk lachen.

‘Hoe val je in slaap? Hoe begint je dag? Open je je ogen met een traan of met een lach’ zingt Marco Borsato in een lied. Nou, ik viel in een bozige slaap, en bozig begon mijn dag. De zuurheid van die mensen, die bak gal die over ons was uitgestort...

Vanmorgen zit ik al vroeg achter mijn bureau. Gewoontegetrouw sla ik de Bijbel open, 2 Koningen. Wat moet ik in hemelsnaam met die schuinsmarcheerders uit Juda en Israël, al die koningen die alleen maar doen wat ‘kwaad is in de ogen des Heren’.

Het ontbijt wordt geen succes, de rest van de morgen ook niet. De kater wil niet wijken. Ons huis riekt naar zure praat en verhalen van zonde en tekort.

’s Middags haal ik kleinzoon Wilhelm op uit een naburig dorp. Met een lange omweg fietsen we naar huis. Vanaf moment één babbelt hij en legt hij zijn ziel bloot.

“Ik snap niet waarom grote mensen altijd bezorgd zijn, ik doe nooit iets raars. Ik fiets voorzichtig, ik kijk goed uit… Ik ben negen.”

“Bezorgd zijn hoort bij ouders”, zeg ik. “Weet je wat ik daarom elke dag doe?” Dat raadt hij zonder moeite. “U gaat bidden.” “En weet je ook wat ik bid?” Niet precies, nee. “Dan bid ik of God zijn engelen stuurt om jullie allemaal te beschermen. Dat geloof ik namelijk.” Hij ook. “Er fietst nu een engel met ons mee”, gelooft hij. “En weet u wat papa mij heeft verteld, oma? Over een chauffeur die in een sloot was gereden? De voorkant van zijn auto lag onder water, maar toen heeft een engel hem gered. En weet u wat het mooiste van alles is?”
Nee, dat kan ik niet raden.
“Engelen kosten geen geld.”
Voor het eerst die dag lach ik hartelijk. In mijn hoofd zingt Marco Borsato: “En kijk je om je heen, en zie je dan de zon? Of zoek je achter alles naar de schaduw op de grond.”

Ineens weet ik het weer. Ik ga in het licht staan. Ik kies voor Zijn Licht, Engelen, Woord, Zegen. Onbetaalbaar, maar gratis en voor niks.

Willemke Wieringa
    Altijd voetbal

Behalve de babyjongetjes voetballen ze allemaal, onze kleinzoons. Hun overgrootvader, destijds een van de oprichters van onze voetbalclub, had zijn nakroost eens moeten kunnen zien… Zijn achterkleinkinderen spelen de sterren van de hemel; doordeweeks twee trainingen, zaterdags een wedstrijd. Hun hele bestaan staat bol van voetbal en de vaders en moeders zijn er maar wat druk mee. Heerlijk dat er dan zoiets bestaat als een zomerstop. Even geen amechtig gehaast bij het avondeten, even ademhalen als gezin.

Helaas, tegelijk met de zomerzon verdampt die weldadige voetbalpauze. En meteen bij aanvang van het nieuwe seizoen moet Jacob vanwege een tekort aan taxichauffeurs dochter Isabel assisteren bij het haal-breng ritueel. Tot zijn vreugde overigens. Langs de lijn houden ze samen de prestaties van kleinzoon Martien nauwlettend in het oog. Volgens alle neefjes is dit de sterspeler van de familie. En wat blijkt: hij ìs de ster. Vandaag is hij topscorer. Als een ware professional keert hij zich na elk doelpunt naar de toeschouwers en rent met opgestoken duimen langs het publiek. Na afloop zegt de trainer tegen Jacob:
“Zagen jullie dat wel? Martien had alleen maar oog voor jullie!”

Later, aan de koffie, zit Jacob nog na te genieten. “In de auto zei hij al ‘We gaan winnen opa! Ik ga héééel goed mijn best doen’. Dat had je mee moeten maken… Het leek wel alsof hij alleen voor ons voetbalde.” Ik zie het tafereeltje voor me, die trotse opa, de verwachtingsvolle blik van onze kleinzoon.
Vertederd zeg ik: “Kinderen willen dat ouders trots op hen zijn.”

Zijn neef Gabriël, die bij ons aan tafel zit, luistert aandachtig.
“Ik kan ook goed voetballen”, zegt hij en verhaalt over zijn eigen heldendaden op het veld, zoals die prachtige sliding laatst.
“Fenomenaal was dat” zegt hij zonder ook maar een moment met zijn ogen te knipperen. Wie praat hij hier na?
“Ik hoor het al”, concludeer ik, “jouw papa is ook trots op jou.” En met een aai over zijn witte bolletje: “Ik ken ook vaders die maar wat graag trots op hun kinderen willen zijn, maar dat kan die kinderen geen biet schelen. Erg hè?”
Ja, knikt hij. Erg.
“Zo is het eigenlijk ook met de Vader in de hemel”, zeg ik; gedachten nemen hun eigen grillige loop. “God heeft óók kinderen die Hem in de steek laten.”
“Ik niet hoor, oma”, zegt hij beslist “Nooit van m’n leven.” Heilige verontwaardiging staat op zijn gezicht te lezen.

Word als een kind, zei Jezus. Dat moesten we maar doen, worden als deze jongetjes. Ons naar de hemel keren, met onze duimen omhoog, om vol verwachting de trotse, goedkeurende, liefdevolle blik van onze Vader te vangen. Alleen maar oog hebben voor Hem. En heilig verontwaardigd zijn over ieder mens die zich niets van Hem aantrekt.

Willemke Wieringa
    Geen twijfel mogelijk

Hoezo het kan niet dat God bestaat? Hoezo God heeft de wereld niet geschapen in zeven dagen? Hoezo Jezus liep niet op water? Wat nou de aarde-en-al-wat-daar in is, is het gevolg van een oerknal? En huh, God geneest niet door wonderen?

Ik moet kennelijk meer geloof hechten aan menselijke beweringen dan aan Gods almacht. Veel in dit ondermaanse vind ik inderdaad onbegrijpelijk. Maar waarom zou ik God zo klein maken als mijn eigen bevattingsvermogen? Nee hoor, ik twijfel niet aan God. Wel ben ik een notoire twijfelaar als het gaat om alles wat mensen zo zeker weten.

En ik heb tenminste één medestander: kleinzoon Gabriël. Al zijn woorden – en die van zijn dertien neven en nichten incluis – bewaar ik in mijn hart. Mooie woorden beklijven, al ben ik soms de context vergeten. Zoals die keer…

Zijn moeder dropt Gabriël twee keer per week voor schooltijd bij ons, want dan moet ze vroeg aan het werk. Met zijn duim in de mond ligt hij op de bank.
“Kom je ontbijten?” roep ik.
Traag komt hij overeind en spreekt voor mij totaal onverwacht de historische woorden:
“Ik ben toch zó gelovig…”
Gewoon een klein schoffie met vele onhebbelijkheden, maar het geloof pak je hem niet af. Dat ga ik toch niet vergeten?!

Laatst keken Jacob en ik tv, op een zondag na kerktijd. We luisterden naar een Amerikaanse wetenschapper van Zuid-Koreaanse komaf. Ooit stuurde diens opa hem een bijbeltje op vanuit Korea en dr. Larry Kwak las er gretig in. Voor hem is wetenschap niet in tegenspraak met de Bijbel. Integendeel, in zijn reageerbuizen ziet hij keer op keer bevestigd hoe ingenieus de schepping is toegerust. Alleen God kan zoiets bedenken, gelooft hij. Inmiddels is deze wereldvermaarde medicus dichtbij een doorbraak in kankeronderzoek. Waarom andere wetenschappers zo’n moeite met God hebben, vroeg Andries Knevel.
--Dat moet je hun maar vragen, was zijn repliek.
Vanmorgen schuift Gabriël weer aan voor het ontbijt. Jacob en ik praten nog even na over dr. Larry Kwak. Wat een kostelijk tv-gesprek was dat. Gabriël kijkt ons nieuwsgierig aan.
--Waar hebben jullie het over?
Ik vertel hem over die knappe dokter, die misschien wel kanker kan genezen en die heel veel van God houdt.
Geïnteresseerd volgt hij mijn verhaal en ik vervolg.
--Er zijn veel geleerde wetenschappers die alleen geloven wat ze zelf bedacht hebben. En weet je wat die knappe koppen dan zeggen? Er is geen God!
Kan zo’n jochie van acht dat wel volgen, gaat het even door mij heen.
--Nou, zegt ie. Zijn gezicht één en al verontwaardiging.
--Dan zijn ze mooi iets vergeten..
-- O ja, vraag ik. Wat dan?
--Nou… Wie heeft hen dan zo slim gemaakt? God toch zeker!

Willemke Wieringa

    © 2022 Hester Nijhoff

    • Gray Instagram Icon
    • Grijs Facebook Icon
    • Gray Twitter Icon